postuur
Nederlands
Woordafbreking
- pos·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘houding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1607 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | postuur | posturen |
verkleinwoord | postuurtje | postuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
postuur o
- de vorm van een rechtopstaande mens
- een beeld van of een beeldje
Vertalingen
1. de vorm van een rechtopstaande mens
Gangbaarheid
- Het woord postuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'postuur' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.