las

Niet te verwarren met: la's

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  las    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /lɑs/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /lɑs/
Woordafbreking
  • las
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verbinding’ voor het eerst aangetroffen in 1409 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord las lassen
verkleinwoord lasje lasjes

Zelfstandig naamwoord

las m

  1. (techniek) een vastverbonden voeg tussen twee metalen voorwerpen.
Hyponiemen
  • haaklas, stuiklas, vingerlas
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord las staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
lezen

las

  1. enkelvoud verleden tijd van lezen
    • Ik las. 
    • Jij las. 
    • Hij, zij, het las. 

Werkwoord

vervoeging van
lassen

las

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lassen
    • Ik las. 
  2. gebiedende wijs van lassen
    • Las! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lassen
    • Las je? 

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

las mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord la


Frans

  enkelvoud meervoud
  mannelijk   las las
  vrouwelijk   lasse lasses

Bijvoeglijk naamwoord

las

  1. vermoeid


Nynorsk

Woordafbreking
  • las

Werkwoord

las

  1. verleden tijd van lesa

Werkwoord

las

  1. verleden tijd van lese


Pools

Uitspraak
  • Geluid:  las    (hulp, bestand)
  • IPA: /las/

Zelfstandig naamwoord

las m

  1. bos


Spaans

Lidwoord

las v/mv

  1. de
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.