kurkeik

Een kurkeik. De roodbruine stam is reeds ontkurkt, maar aan de bovenste takken hangt nog schors.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kurkeik    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /kʏrk.ʔɛi̯k/
    • (Vlaanderen, Brabant): /kʏr.kɛːk/
    • (Limburg): /kʏr.kɛi̯k/
Woordafbreking
  • kurk·eik
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  kurk   en  eik   . Zo genoemd omdat kurk gemaakt wordt van zijn elastische schors.
enkelvoud meervoud
naamwoord kurkeik kurkeiken
verkleinwoord kurkeikje kurkeikjes

Zelfstandig naamwoord

kurkeik m

  1. (plantkunde) Quercus suber; een boom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae) die van nature voorkomt in Zuid-Europa en Noord-Afrika en die het hele jaar groen blijft
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kurkeik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.