krat
Nederlands
Woordafbreking
- krat
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands cratte "vlechtwerk, tenen mat of korf"; in de betekenis van ‘kist van open latwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1911 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krat | kratten |
verkleinwoord | kratje | kratjes |
Zelfstandig naamwoord
krat o
- houten of plastic doos met openingen in de zijkanten in een standaardformaat, vaak gebruikt voor opslag en het vervoer van flessen, fruit of andere waren
- Afbeeldingen van verscheidene soorten kratten voor diverse doeleinden
Hyponiemen
- bierkrat, broodkrat, fruitkrat, groentenkrat, klapkrat, kledingkrat, melkkrat, opbergkrat, stapelkrat
Afgeleide begrippen
- kratmeubilair, kratopener, kratstoel
Typische woordcombinaties
- Selectie: krat Coca-cola, krat bier, kratje Amstel, kratje mandarijnen
Vertalingen
1. houten of plastic doos met openingen in de zijkanten in een standaardformaat, vaak gebruikt voor opslag en het vervoer van flessen, fruit of andere waren
Gangbaarheid
- Het woord krat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krat' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.