kraai
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kraai (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /kraɪ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /kraɪ̯/
- (Limburg): /kraːɪ̯/
Woordafbreking
- kraai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraai | kraaien |
verkleinwoord | kraaitje | kraaitjes |
Zelfstandig naamwoord
kraai v/m
- (vogels) Corvus corone
, een zwarte zangvogel
- Kijk, er zit een kraai in de boom!
Hyponiemen
- alpenkraai, huiskraai, torenkraai, venkraai, winterkraai
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. Corvus corone, een zwarte zangvogel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kraaien |
kraai
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kraaien
- Ik kraai.
- gebiedende wijs van kraaien
- Kraai!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kraaien
- Kraai je?
Gangbaarheid
- Het woord kraai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kraai' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "kraai" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- kraai op website: Etymologiebank.nl
- kraai op website: Etymologiebank.nl
- kraai op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.