roek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord roek roeken
verkleinwoord roekje roekjes

Zelfstandig naamwoord

roek m

  1. (vogels) Corvus frugilegus, kraaiachtige vogel
Hyponiemen
  • schierroek
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord roek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.