kompel
Nederlands
Woordafbreking
- kom·pel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mijnwerker’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- Afkomstig van het Limburgse koempel en van het Duitse Kumpel (vriend of kameraad). Verwant met kompaan.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kompel | kompels |
verkleinwoord | kompeltje | kompeltjes |
Zelfstandig naamwoord
kompel m
- (beroep) een persoon die werkzaam is in de mijnbouw
- Bij de instorting van de mijn verongelukten éénentwintig kompels.
Vertalingen
1. een persoon die werkzaam is in de mijnbouw
Gangbaarheid
- Het woord kompel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kompel' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.