instrueren
Nederlands
Woordafbreking
- in·stru·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderrichten’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van het Franse instruire (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
instrueren |
instrueerde |
geïnstrueerd |
zwak -d | volledig |
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord instrueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'instrueren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.