huzaar
Nederlands
Woordafbreking
- hu·zaar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘soldaat van de ruiterij’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- Komt van het Hongaarse huszár en het Franse hussard. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huzaar | huzaren |
verkleinwoord | huzaartje | huzaartjes |
Zelfstandig naamwoord
huzaar m
- Noch onze dappere huzaren, noch de niet minder dappere infanterie, verdienen hier eenigen blaam. [3]
Afgeleide begrippen
- huzaaraap, huzarenhoop, huzarenmuts, huzarenregiment, huzarensalade, huzarensla, huzarenslaatje, huzarenstuk, huzarenstukje, huzarenwerk
Vertalingen
1. een ruiterijsoldaat.
Gangbaarheid
- Het woord huzaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'huzaar' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "huzaar" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- huzaar op website: Etymologiebank.nl
- De Gids. Jaargang 1869, De huzaren van Boreel. De Lichtblaauwe Hussaren van Willem Boreel, ter herinnering aan het Regement Hussaren No. 6, door een oud Hussaren-officier (H.N.C. Baron van Tuyll van Serooskerken, gep. Kolonel, Militie-Kommissaris in Zuid-Holland). Quatre-Bras, Waterloo, Brussel en de Tiendaagsche veldtogt. 's Gravenhage, bij de Erven Doorman, Boekhandelaren van Z.M. den Koning. 1868.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.