innig
Nederlands
Woordafbreking
- in·nig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘in of uit iemands binnenste’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van in (bijwoord) met het achtervoegsel -ig [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | innig | inniger | innigst |
verbogen | innige | innigere | innigste |
partitief | innigs | innigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
innig
- Zij hebben na 25 jaar huwelijk nog steeds een innige en liefdevolle relatie met elkaar.
Gangbaarheid
- Het woord innig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'innig' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.