havik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  havik    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɦavɪk/
Woordafbreking
  • ha·vik
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘roofvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord havik haviken
verkleinwoord havikje havikjes

Zelfstandig naamwoord

havik m

  1. (vogels) Accipiter gentilis , een roofvogel die op kleine zoogdieren en vogels jaagt
  2. iemand die graag oorlog wil voeren
Antoniemen
Hyponiemen
  • zanghavik
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord havik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.