deplorabel
Nederlands
Woordafbreking
- de·plo·ra·bel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘betreurenswaardig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deplorabel | deplorabeler | deplorabelst |
verbogen | deplorabele | deplorabelere | deplorabelste |
partitief | deplorabels | deplorabelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
deplorabel
- betreurenswaardig, in een slechte staat verkerend
- De terminale patiënt verkeerde in een deplorabele toestand.
Gangbaarheid
- Het woord deplorabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deplorabel' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.