bouwvallig

Nederlands

Een bouwvallig schuurtje
Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·val·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vervallen’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • afgeleid van bouwval met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bouwvalligbouwvalligerbouwvalligst
verbogen bouwvalligebouwvalligerebouwvalligste
partitief bouwvalligsbouwvalligers-

Bijvoeglijk naamwoord

bouwvallig

  1. in slechte bouwkundige staat verkerend
    • De huizen in de krottenwijk verkeerden allemaal in een bouwvallige staat. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • bouwvalligheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bouwvallig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.