halte
Nederlands
Woordafbreking
- hal·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stopplaats voor openbaar vervoer’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
- afgeleid van het Franse halte [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halte | halten haltes |
verkleinwoord | haltetje | haltetjes |
Zelfstandig naamwoord
halte v
- een plaats waar gestopt wordt
- Na een korte halte gingen we verder met de reis.
- een plaats waar een bus stopt
- Omdat hij vlak naast een halte woont, gaat hij vaak met de bus.
Synoniemen
- [2] bushalte
Verwante begrippen
- pleisterplaats, station, stopplaats
Vertalingen
1. een plaats waar gestopt wordt
2. een plaats waar een bus stopt
Gangbaarheid
- Het woord halte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'halte' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- hal·te
Naar frequentie | 24287 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- hal·te
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.