halte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  halte    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɑɫtə/
Woordafbreking
  • hal·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stopplaats voor openbaar vervoer’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
  • afgeleid van het Franse halte [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord halte halten
haltes
verkleinwoord haltetje haltetjes

Zelfstandig naamwoord

halte v

  1. een plaats waar gestopt wordt
    • Na een korte halte gingen we verder met de reis. 
  1. een plaats waar een bus stopt
    • Omdat hij vlak naast een halte woont, gaat hij vaak met de bus. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord halte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • hal·te
Naar frequentie 24287

Werkwoord

halte

  1. verleden tijd van hale
Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • hal·te

Werkwoord

halte

  1. verleden tijd van hala
Schrijfwijzen

Werkwoord

halte

  1. verleden tijd van hale
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.