grut
Nederlands
Woordafbreking
- grut
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord) [1][2], geattesteerd in het Oudnederlands [3] en verwant aan Middelnederlands grute "gruit" [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grut | grutten |
verkleinwoord | grutje | grutjes |
Zelfstandig naamwoord
grut o
- (verouderd) kleine brokjes, gruis
- (figuurlijk) (pejoratief) kleine dingen van weinig waarde
- (figuurlijk) kleine kinderen
Tussenwerpsel
grut
- bastaardvloek, uitroep die lichte schrik uitdrukt
Uitdrukkingen en gezegden
- grut nog aan toe
lieve help
Gangbaarheid
- Het woord grut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grut' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Fries
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grut | grutter | grutst |
verbogen | grutte | gruttere | grutste |
Zelfstandig naamwoord
- boekwijtzaden (grutten, grutjes)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.