rooster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rooster    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrostər/
Woordafbreking
  • roos·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van roosten met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rooster roosters
verkleinwoord roostertje roostertjes

Zelfstandig naamwoord

rooster m/o

  1. object bestaande uit een maasstructuur
    • Het rooster op de pan voorkomt spatten. 
  1. toestel om te roosteren
  2. een schema waarop aangegeven staat wat er op een bepaalde tijd gebeuren moet
  3. (kristallografie) een structuur met translatiesymmetrie, gewoonlijk in drie dimensies
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • roosterdipper, roosterenergie, roosterfundering, roosterkozijn, roosterwerk
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
roosteren

rooster

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roosteren
    • Ik rooster. 
  2. gebiedende wijs van roosteren
    • Rooster! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roosteren
    • Rooster je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rooster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
rooster roosters

Zelfstandig naamwoord

rooster

  1. (vogels) haan
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.