grienen
Nederlands
Woordafbreking
- grie·nen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
grienen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grienen |
griende |
gegriend |
zwak -d | volledig |
- heel heftig huilen
- Nathanael Cole zat aan tafel te grienen, een beangstigend gezicht voor de jongste kinderen die het overlijden van hun moeder nog niet half hadden begrepen. Bovendien hadden ze hun vader nooit eerder zien huilen, wat maakte dat ze met bleke gezichtjes bij elkaar groepten en in gespannen afwachting naar hem keken.[4]
- Om iemand een vriend te noemen, moet je met hem kunnen lachen. En grienen, sinds Toon Hermans. Zelfs is er nog een derde activiteit als criterium, vind ik: zwijgen. Is dat met een ander te verdragen, zonder dat je meteen verlegen of verwoed naar een gespreksonderwerp op zoek gaat, dan zou je er weleens een gevonden kunnen hebben.[5]
Gangbaarheid
- Het woord grienen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grienen' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "grienen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- grienen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Noah Gordon De Heelmeester Vertaald door Thomas Mass ISBN 978-90-245-5496-6 2006 pagina 19
- Volkskrant ARJAN PETERS 6 april 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.