taalgids

Nederlands

Een taalgids van het Frans
Uitspraak
Woordafbreking
  • taal·gids
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taalgids taalgidsen
verkleinwoord taalgidsje taalgidsjes

Zelfstandig naamwoord

taalgids m [1]

  1. een boek (meestal in klein en dun formaat) dat gebruikt kan worden als beknopt naslagwerk voor onderweg of studie m.b.t. een (vreemde) taal, tegenwoordig vaak ook digitaal aangeleverd
    • Van der Berg: “Ik ben ervan overtuigd dat de taal van iedereen is, en uit het juridisch advies dat ik van tevoren heb ingewonnen, concludeer ik dat de taalregels niet iemands eigendom zijn.” Bij de nauwkeurige bestudering van allerhande boeken en taalgidsen is hem trouwens opgevallen dat je vaak dezelfde kwesties en ook dezelfde voorbeelden tegenkomt. [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord taalgids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Koos Metselaar 6 maart 1996
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.