fut
Nederlands
Woordafbreking
- fut
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘energie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1813 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fut | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
fut v/m
- de benodigde energie en zin ergens voor
- Hij heeft niet de fut om de afwas te doen.
Vertalingen
1. de benodigde energie en zin ergens voor
|
Gangbaarheid
- Het woord fut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fut' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Hongaars
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈfut/
Woordafbreking
- fut
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.