fleur
Nederlands
Woordafbreking
- fleur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bloeiende toestand’ voor het eerst aangetroffen in 1521 [1]
- van Frans fleur;[2][3] (het is onzeker of dit ook de herkomst van de term uit de hengelsport is) [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fleur | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
fleur v/m
- florerende toestand
- (figuurlijk) opgewekte, positieve stemming of uitstraling
Hyponiemen
- bellefleur, courgette-fleur, fine fleur, gonfleur
Zelfstandig naamwoord
fleur v/m
- (sport) (hengelsport) lijn met aan de ene kant dobber, haakje en aas die aan de andere kant opgerold om een klosje aan het topje van de hengel is vastgemaakt, zodat de lijn eerst afrolt en dus wat meegeeft als een snoek in het aas bijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fleuren |
fleur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fleuren
- Ik fleur.
- gebiedende wijs van fleuren
- Fleur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fleuren
- Fleur je?
Gangbaarheid
- Het woord fleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fleur' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "fleur" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- fleur op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- fleur op website: Etymologiebank.nl
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
fleur | la fleur | fleurs | les fleurs |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.