bloeitijd
Nederlands
Woordafbreking
- bloei·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bloei en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloeitijd | bloeitijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bloeitijd m
- de periode van het jaar dat er bloemen aan een plant bloeien
- De bloeitijd van de heide is in juli en augustus.
- de hoogtij van iets
- De bloeitijd van Nederland was in de 17de eeuw.
Gangbaarheid
- Het woord bloeitijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bloeitijd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.