fixeren
Nederlands
Woordafbreking
- fixe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- ww: afgeleid van het Franse fixer (met het achtervoegsel -eren), in de betekenis van ‘vastmaken, vastleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1][2][3]
- zn: fixeer zn met de uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fixeren |
fixeerde |
gefixeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
fixeren
- overgankelijk de blik onafwendbaar op iets richten
- Hij fixeerde zijn blik op de secondewijzer van de klok.
- (fotografie) overgankelijk een ontwikkeld fotografisch beeld vastleggen door een behandeling met bijvoorbeeld een thiosulfaatoplossing
- Deze foto is niet goed gefixeerd en verkleurt daarom.
- inergatief de gedachten alsmaar om een bepaalde zaak laten draaien
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord fixeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fixeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.