fits

1.1 tweedelig scharnier
2. bunzing (Mustela putorius)

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fits    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfɪts/
Woordafbreking
  • fits
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fits fitsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fits v/m

  1. pen van een scharnier
    1. tweedelig scharnier, waarvan het ene deel een vast bevestigde pen is waar het andere deel om kan draaien
  2. (zoogdieren) marterachtig roofdier Mustela putorius dat ook in België en Nederland voorkomt
Synoniemen
  • [2] bunzing (meer gangbare naam)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • [1.1] fitsbeitel, fitsgat
stellend
onverbogen fits
verbogen fitse

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als stellende vorm van bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoeglijk naamwoord

fits

  1. (verouderd) fel, venijnig, snel, herhaaldelijk
    • Hier heeft my soet ghedult ontbroken,
      Daer heb ick al te fits ghesproken;
       [7]
Schrijfwijzen

Bijvoeglijk naamwoord

fits

  1. partitief van de stellende trap van fit

Gangbaarheid

  • Het woord fits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
23 %van de Nederlanders;
17 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Fries

Bijvoeglijk naamwoord

fits [1]

  1. bits, vinnig, snibbig
  2. gierig
  3. schrander, slim

Ja, dat is een slimme meid.#:*Ja, dat is in fits fanke. 

Bijwoord

fits

  1. op vinnige wijze

Dat mens kan je zo fel afsnauwen#:*Dat wiif kin yen sa fits ôfsnauwe. 

Verwijzingen

  1. Friesch woordenboek (Lexicon Frisicum) Waling Dijkstra, Johan Winkler, F. Buitenrust Hettema 1907
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.