bits
Nederlands
Woordafbreking
- bits
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vinnig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bits | bitser | bitst |
verbogen | bitse | bitsere | bitste |
partitief | bits | bitsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bits
- kortaf en scherp, boos, onvriendelijk
- - Die medewerkster geeft altijd bitse antwoorden tegen haar collega's.
- - De Mamils komen! Door de zachte winter zijn al veel mamils te signaleren. Een mamil is een ‘middle-aged-man-in-lycra’ en vooral de fietsende variant is een bron van irritatie en risico voor de verkeersveiligheid. In het afgelopen weekend werd ik twee keer onbeschoft door een mamil toegesproken, op autoritaire en bitse toon: „Ga rechts rijden!” en: „Heb je geen oren in je hoofd!?”[2]
Gangbaarheid
- Het woord bits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bits' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.