bits

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bits    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɪts/
Woordafbreking
  • bits
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vinnig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bitsbitserbitst
verbogen bitsebitserebitste
partitief bitsbitsers-

Bijvoeglijk naamwoord

bits

  1. kortaf en scherp, boos, onvriendelijk
    • - Die medewerkster geeft altijd bitse antwoorden tegen haar collega's. 
    • - De Mamils komen! Door de zachte winter zijn al veel mamils te signaleren. Een mamil is een ‘middle-aged-man-in-lycra’ en vooral de fietsende variant is een bron van irritatie en risico voor de verkeersveiligheid. In het afgelopen weekend werd ik twee keer onbeschoft door een mamil toegesproken, op autoritaire en bitse toon: „Ga rechts rijden!” en: „Heb je geen oren in je hoofd!?”[2] 
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

bits mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bit
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Frans

Zelfstandig naamwoord

bits mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bit
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.