festiviteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fes·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘feestelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1764 [1]
  • afgeleid van het Franse festivité (met het achtervoegsel -iteit) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord festiviteit festiviteiten
verkleinwoord festiviteitje festiviteitjes

Zelfstandig naamwoord

festiviteit v

  1. (vreugde)feest, fuif
    • de festiviteit in onze stad heeft veel jongeren aangetrokken. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord festiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.