fuif
Nederlands
Woordafbreking
- fuif
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘feest’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fuif | fuiven |
verkleinwoord | fuifje | fuifjes |
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord fuif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fuif' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.