party

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·ty
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ongedwongen feest’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
  • Overgenomen uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord party party's
verkleinwoord party'tje party'tjes

Zelfstandig naamwoord

party v

  1. (feest) feest
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
partyen

party

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partyen
    • Ik party. 
  2. gebiedende wijs van partyen
    • Party! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partyen
    • Party je? 

Gangbaarheid

  • Het woord party staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
party parties

Zelfstandig naamwoord

party

  1. partij
  2. fuif, feestje
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.