party
Nederlands
Woordafbreking
- par·ty
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ongedwongen feest’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
- Overgenomen uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | party | party's |
verkleinwoord | party'tje | party'tjes |
Hyponiemen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
partyen |
party
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partyen
- Ik party.
- gebiedende wijs van partyen
- Party!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partyen
- Party je?
Gangbaarheid
- Het woord party staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'party' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.