faculteit
Nederlands
Faculteit bouwkunde in Delft
Woordafbreking
- fa·cul·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoofdafdeling van universiteit’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
- afgeleid van het Franse faculté (met het achtervoegsel -teit) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | faculteit | faculteiten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
faculteit v
- (onderwijs) elk van de hoofdafdelingen van een universiteit of hogeschool
- Archeologie, Geesteswetenschappen, Geneeskunde, Governance and Global Affairs, Rechtsgeleerdheid, Sociale Wetenschappen, en Wiskunde en Natuurwetenschappen zijn de faculteiten van de Universiteit Leiden.
- (onderwijs) het college van hoogleraren, al dan niet met het personeel en de studenten van een hoofdafdeling van een universiteit of hogeschool
- (wiskunde) product van een reeks factoren die telkens met één toenemen met de eerste factor gelijk aan één dus:
de faculteit van een natuurlijk getal n, genoteerd als n! (n faculteit), is gedefinieerd als het product van de getallen 1 tot en met n.
- 6 faculteit is 1 x 2 x 3 x 4 x 5 x 6 en is dus 720
- macht, vermogen, bevoegdheid
Hyponiemen
- interfaculteit, subfaculteit
Afgeleide begrippen
- faculteitskring, faculteitsraad, faculteitsvereniging
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord faculteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'faculteit' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.