extra
Nederlands
Woordafbreking
- ex·tra
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘boven het gewone, bijzonder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1738 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | extra | extra's |
verkleinwoord | extraatje | extraatjes |
Zelfstandig naamwoord
extra o
- hetgeen men erbij krijgt
- Het bedrijf had extra veel winst gemaakt zodat er voor het personeel ook wel een extraatje afkon in de vorm van een ruime winstuitkering.
stellend | |
---|---|
onverbogen | extra |
verbogen | - |
partitief | extra's |
Bijvoeglijk naamwoord
extra
- bijkomend.
- U krijgt er nu een extra lampje bij.
- (Limburg en Gelderland) opzettelijk.
- Hij deed het extra.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord extra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'extra' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van extraordinaire
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /ɛkstra/
Woordafbreking
- ex·tra
Afgeleide begrippen
|
|
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.