ergernis
Nederlands
Woordafbreking
- er·ger·nis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘irritatie’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
- Naamwoord van handeling van ergeren met het achtervoegsel -nis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ergernis | ergernissen |
verkleinwoord | ergernisje | ergernisjes |
Zelfstandig naamwoord
ergernis v
- een zaak die gevoelens van onvrede oproept
- De ergernis deed hem rood aanlopen.
Vertalingen
een zaak die gevoelens van onvrede oproept
Gangbaarheid
- Het woord ergernis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ergernis' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.