bankwezen
Nederlands
![](../I/m/Bankwezen%2C_bouwactiviteiten%2C_nieuwbouw%2C_gebouwen%2C_architectuur%2C_Noord-Holland%2C_Bestanddeelnr_918-2830.jpg)
de bouw van de Nederlandsche Bank de centrale bank van het bankwezen
Woordafbreking
- bank·we·zen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bank zn en wezen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bankwezen | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bankwezen o [1]
- de financiële sector
- Holy Mozes, ik dacht dat reclamejongens erin uitblinken een ongenadige hoeveelheid prijzen uit te delen, maar het bankwezen spant ook hier weer de kroon. Dertig categorieën, waaronder Bonds Regular EUR Aggregate, maar ook Bonds Regular EUR High Yield en verder Equity Global Financial, waarvoor overigens Lyxor Ucits ETF Stoxx Europa alle drie de nominaties op zak heeft.[2]
- Daarna volgt nog een conference over mensen uit de bankensector die verwerpelijke dingen zeggen. Een nogal luie opsomming die én niet prikkelt én niet grappig is. Dat kan anders. Beter. Lebbis hield jaren geleden al eens een verhaal over het bankwezen, waar de woede wél van afspatte en dat wél van creativiteit getuigde.[3]
Gangbaarheid
- Het woord bankwezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bankwezen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool HANS VAN DER BEEK 9 MAART 2016 Schuim: iets met rijke mannen
- Het Parool MIKE PEEK 24 DECEMBER 2014 Engagement is prima, maar Dolf Jansen is te voorspelbaar (**)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.