duik

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duik
enkelvoud meervoud
naamwoord duik duiken
verkleinwoord duikje duikjes

Zelfstandig naamwoord

duik m

  1. een sprong waarbij men zich -meest ondersteboven- onder water begeeft
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
duiken

duik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duiken
    • Ik duik. 
  2. gebiedende wijs van duiken
    • Duik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duiken
    • Duik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord duik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord duik duike

Zelfstandig naamwoord

duik

  1. deuk
  1. «Die buffers het duike in.»
    Er zitten deuken in de bumpers.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.