drup

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drup
enkelvoud meervoud
naamwoord drup druppen
verkleinwoord drupje drupjes

Zelfstandig naamwoord

drup m

  1. druppel
    • Uit de kraan komt geen drup. 
  1. het vallen van druppels
    • Hoewel het gestopt was met regenen, zorgde de drup van de bomen ervoor dat we kletsnat thuis kwamen. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • van de regen in de drup

Werkwoord

vervoeging van
druppen

drup

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppen
    • Ik drup. 
  2. gebiedende wijs van druppen
    • Drup! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppen
    • Drup je? 

Gangbaarheid

  • Het woord drup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.