druppelen
![](../I/m/Water_drop_animation_enhanced_small.gif)
[1] Druppelen.
Nederlands
Woordafbreking
- drup·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
druppelen |
druppelde |
gedruppeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
druppelen
- ergatief in druppels neervallen
- Er is hars uit dat stuk hout gedruppeld.
- inergatief druppels laten vallen
- Na die oogoperatie heb ik nog enige tijd gedruppeld, maar het was snel weer geheeld.
- overgankelijk in druppels laten neervallen
- Anna druppelde regelmatig vocht op de lamsbout.
Hyponiemen
- afdruppelen, bedruppelen, binnendruppelen, indruppelen, nadruppelen, verdruppelen
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord druppelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'druppelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.