druppelen

[1] Druppelen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drup·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
druppelen
druppelde
gedruppeld
zwak -d volledig

Werkwoord

druppelen

  1. ergatief in druppels neervallen
    • Er is hars uit dat stuk hout gedruppeld. 
  1. inergatief druppels laten vallen
    • Na die oogoperatie heb ik nog enige tijd gedruppeld, maar het was snel weer geheeld. 
  1. overgankelijk in druppels laten neervallen
    • Anna druppelde regelmatig vocht op de lamsbout. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • afdruppelen, bedruppelen, binnendruppelen, indruppelen, nadruppelen, verdruppelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord druppelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.