druk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  druk    (hulp, bestand)
  • IPA: /drʏk/
Woordafbreking
  • druk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het drukken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord druk drukken
verkleinwoord drukje drukjes

Zelfstandig naamwoord

druk m

  1. (natuurkunde) pressie, kracht die over een oppervlakte uitgeoefend wordt
  2. situatie dat iets of iemand je tot iets dwingt
  3. keer dat iets gedrukt is
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: iemand onder druk zetten
iemand proberen te dwingen om iets te doen
  • [2]: onder druk staan
gedwongen worden snel maatregelen te nemen
  • [2]: op iemand druk uitoefenen
iemand proberen te dwingen om iets te doen
Vertalingen
[4] Het is druk op het station.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen drukdrukkerdrukst
verbogen drukkedrukkeredrukste
partitief druksdrukkers-

Bijvoeglijk naamwoord

druk

  1. weinig tijd hebbend
    • Hij kan dit weekend niet komen want hij is druk. 
  1. weinig tijd latend
    • Hij heeft een drukke baan. 
  1. zich onrustig gedragend
    • Hij is de hele dag al heel druk, volgens mij heeft hij nog geen twee minuten stilgezeten. 
  1. met veel mensen, veel verkeer of grote bedrijvigheid
    • Het is erg lastig om deze drukke straat over te steken. 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
drukken

druk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drukken
    • Ik druk. 
  2. gebiedende wijs van drukken
    • Druk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drukken
    • Druk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord druk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.