drukte
Nederlands
Woordafbreking
- druk·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het druk-zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1700 [1]
- Afgeleid van druk met het achtervoegsel -te.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drukte | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
drukte v
- het hebben van veel activiteit van verkeer, mensen
- Het was me daar een drukte!
- veel dingen te doen hebben, het druk zijn
- Met de drukte van vandaag de dag lijk je nergens meer aan toe te komen.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
drukken |
drukte
- enkelvoud verleden tijd van drukken
- Ik drukte.
- Jij drukte.
- Hij, zij, het drukte.
- Ik drukte.
Gangbaarheid
- Het woord drukte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'drukte' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.