indruk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  indruk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪndrʏk/, /ˈɪndrʌk/
Woordafbreking
  • in·druk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord indruk indrukken
verkleinwoord indrukje indrukjes

Zelfstandig naamwoord

indruk m

  1. de uitwerking van iets op het gemoed of de geest
    • De eerste indruk van hem was zeer goed. 
  1. een merk dat door indrukking ontstaat
    • Doordat hij zijn ring op papier sloeg, ontstond er een indruk van zijn ring op het papier. 
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • [1]: de indruk geven dat
  • [1]: een gespannen indruk maken
  • [1]: een indruk achterlaten

Werkwoord

vervoeging van
indrukken

indruk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indrukken
    • ... dat ik indruk. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord indruk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.