badminton

Badminton

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·min·ton
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘balspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1915 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord badminton -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

badminton o

  1. (sport) een sport waarbij een shuttle met behulp van een racket over een net geslagen moet worden
    • Ik train iedere zaterdag voor badminton. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord badminton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
badmintonnen

badminton

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van badmintonnen
    • Ik badminton. 
  2. gebiedende wijs van badmintonnen
    • Badminton! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van badmintonnen
    • Badminton je? 

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
badminton -

Zelfstandig naamwoord

badminton

  1. (sport) badminton


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  badminton     le badminton              

Zelfstandig naamwoord

badminton

  1. (sport) badminton


Italiaans

enkelvoud meervoud
badminton -

Zelfstandig naamwoord

badminton m

  1. (sport) badminton
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.