zwenk
Nederlands
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwenken |
zwenk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwenken
- Ik zwenk.
- gebiedende wijs van zwenken
- Zwenk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwenken
- Zwenk je?
Gangbaarheid
- Het woord zwenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwenk' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.