giro
Nederlands
Woordafbreking
- gi·ro
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits of Italiaans, in de betekenis van ‘overschrijving’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | giro | giro's |
verkleinwoord | girootje | girootjes |
Zelfstandig naamwoord
giro m
- (financieel), (economie) betaalsysteem vergelijkbaar met een bank
- de wielerronde van Italië
Hyponiemen
- [1] acceptgiro, autogiro, bankgiro, effectengiro, gemeentegiro, incassogiro, postgiro, stadsgiro, verzamelgiro, wisselgiro
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord giro staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'giro' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.