dempen
Nederlands
Woordafbreking
- dem·pen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dichtgooien, temperen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dempen |
dempte |
gedempt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
dempen [2]
- overgankelijk dichtgooien met grond of ander vast materiaal
- De werklieden gingen de gracht dempen.
- overgankelijk zwakker maken, verzwakken, temperen
- De buren wilde graag het geluid dempen.
- Schokken (van een auto) of trillingen (van een brug) dempen gebeurt meestal met schokdempers.
Synoniemen
- [1] volstorten
- [2] temperen, matigen, verzachten, verzwakken
Uitdrukkingen en gezegden
- Als het kalf verdronken is dempt men de put
Pas als het kwaad al gebeurd is pakt men de oorzaak aan.
Vertalingen
1. dichtgooien met grond of ander vast materiaal
1. zwakker maken, de kracht verminderen van
Gangbaarheid
- Het woord dempen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dempen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.