temperen
Nederlands
Woordafbreking
- tem·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘matigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
temperen |
temperde |
getemperd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
temperen
- overgankelijk minder krachtig maken
- Hij temperde het vuur door de klep van de schoorsteen wat dichter te doen.
- overgankelijk (techniek) een gestolde massa in een matig heet vuur nagloeien
- Door het pasgeblazen glas nog wat te temperen worden de inwendige spanningen verminderd.
- overgankelijk overdrachtelijk: minder hevig maken
- Beide partijen hebben hun uitspraken wat getemperd en er is duidelijk sprake van een politieke toenadering.
Synoniemen
- [1,3] matigen
Gangbaarheid
- Het woord temperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'temperen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.