dadel
Nederlands
Woordafbreking
- da·del
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht van dadelpalm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dadel | dadels |
verkleinwoord | dadeltje | dadeltjes |
Vertalingen
1. een vrucht van de dadelpalm
Gangbaarheid
- Het woord dadel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dadel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.