cursor

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cur·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘indicator op een computerbeeldscherm’ voor het eerst aangetroffen in 1980 [1] (met het achtervoegsel -or) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cursor cursors
verkleinwoord cursortje cursortjes

Zelfstandig naamwoord

cursor m

  1. (informatica) een indicator die beweegt met de bewegingen van de muis en vaak pijlvormig is.
  2. (informatica) een indicator bij het tekstverwerken die beweegt met het intoetsen van bepaalde toetsen en vaak knippert.
    • De cursor was ineens verdwenen. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • muiscursor
Afgeleide begrippen
  • cursorisch, cursortoets
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cursor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Woordafbreking
  • cur·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van currere (→ cursum) met het achtervoegsel -sor.

Zelfstandig naamwoord

cursŏr m

  1. een loper
    1. de wedloper[1]
    2. de renbode, postbode[2]
    3. de voorloper, harddraver, voor een wagen of draagstoel[3]
  2. Cursor, bijnaam van L. Papirius[4]
Verbuiging

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.