conjugatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ju·ga·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vervoeging’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
  • Naamwoord van handeling van conjugeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord conjugatie conjugaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

conjugatie v

  1. (medisch) binding
  2. (taalkunde) vervoeging van een werkwoord
Hyponiemen
  • ladingconjugatie
Verwante begrippen
Vertalingen
Paroniemen

Gangbaarheid

  • Het woord conjugatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.