conjugatie
Nederlands
Woordafbreking
- con·ju·ga·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vervoeging’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- Naamwoord van handeling van conjugeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conjugatie | conjugaties |
verkleinwoord |
Hyponiemen
- ladingconjugatie
Vertalingen
1. binding
|
|
Gangbaarheid
- Het woord conjugatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'conjugatie' herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.