citeren
Nederlands
Woordafbreking
- ci·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(woorden) aanhalen’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1]
- afgeleid van het Franse citer met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
citeren |
citeerde |
geciteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
citeren
- overgankelijk letterlijk aanhalen wat iemand anders over een onderwerp gezegd of geschreven heeft
- - Als je iemand citeert, moet je altijd de bron van het citaat bijvoegen.
- - Citeren zonder de bron te vermelden is plagiëren.
- (juridisch) dagvaarden, oproepen
Hyponiemen
- inciteren
Vertalingen
1. letterlijk aanhalen wat iemand anders over een onderwerp gezegd of geschreven heeft
Gangbaarheid
- Het woord citeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'citeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.