cellist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cel·list
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van cello met het achtervoegsel -ist.
enkelvoud meervoud
naamwoord cellist cellisten
verkleinwoord cellistje cellistjes

Zelfstandig naamwoord

cellist m

  1. (muziek) (beroep) musicus die een violoncello of kortweg een cello bespeelt
    • De cellist vertolkte de cellosuite No. 1 van Bach. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cellist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.