canoniseren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·no·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voor heilig verklaren’ voor het eerst aangetroffen in 1531 [1]
  • afgeleid van het Franse canoniser (met het achtervoegsel -iseren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
canoniseren
canoniseerde
gecanoniseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

canoniseren

  1. overgankelijk tot canon maken
    • Het canoniseren van gestorven heiligen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord canoniseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.