sneuvelen
Nederlands
Woordafbreking
- sneu·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘omkomen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sneuvelen |
sneuvelde |
gesneuveld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sneuvelen
- ergatief omkomen in de strijd
- Er zijn in de beide Wereldoorlogen miljoenen gesneuveld.
- ergatief kapot gaan door te breken
- Door de ontploffing sneuvelden er veel ruiten.
Gangbaarheid
- Het woord sneuvelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sneuvelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.