sneuvelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneu·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘omkomen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sneuvelen
sneuvelde
gesneuveld
zwak -d volledig

Werkwoord

sneuvelen

  1. ergatief omkomen in de strijd
    • Er zijn in de beide Wereldoorlogen miljoenen gesneuveld. 
  1. ergatief kapot gaan door te breken
    • Door de ontploffing sneuvelden er veel ruiten. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord sneuvelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.