boomschors
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boomschors (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbom.sχɔrs/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.sxɔrs/
Woordafbreking
- boom·schors
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boom en schors
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomschors | boomschorsen |
verkleinwoord | boomschorsje | boomschorsjes |
Zelfstandig naamwoord
boomschors v/m
- het dode buitenste deel van de bast van een boom
- Hoeveel boomschors zou er nou helemaal om zo'n boom heen zitten?
Vertalingen
1. het dode buitenste deel van de bast van een boom
Gangbaarheid
- Het woord boomschors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boomschors' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.